Het May-Thurner syndroom

Het May-Thurner syndroom is een aandoening waarbij de linker (of minder frequent de rechter) onderbuiksader (vena iliaca) gekneld zit tussen de wervelzuil en de overkruisende slagader. 

Figuur: het May-Thurner syndroom: een ader in de onderbuik is gekneld tussen de wervel en de overkruisende slagader.

Daardoor is deze ader wat vernauwd. Deze anatomische afwijking zou zich in 22 tot 32% van de, voornamelijk vrouwelijke, populatie voordoen. De meeste patiënten zijn echter asymptomatisch. Ze hebben de afwijking, maar zijn er zich niet van bewust omdat ze er geen last van hebben. Maar in bepaalde omstandigheden en in het bijzonder tussen het 20ste en 50ste levensjaar kunnen ten gevolge van deze aandoening toch symptomen optreden en kunnen er zich complicaties voordoen. 

Doordat hierdoor de terugstroom van bloed uit het betrokken lidmaat belemmerd wordt, kan dit resulteren in zwelling van het been. Bijkomende symptomen zijn pijn, vooral bij inspanning, en een spanningsgevoel in het been. Spataders komen ook meer en in een ernstiger vorm voor. 

Ook het terugkomen van de spataders (recidief) na behandeling is frequenter en sneller. Ulceraties (open wonden op het been) komen bij patiënten met een May-Thurner syndroom veel voor. 

De belangrijkste en meest gevreesde complicatie is het ontwikkelen van een diepe veneuze trombose, waarbij dus een bloedklonter in de diepe ader ontstaat. Diepe veneuze tromboses van de onderbuiksaders komen tot vijf maal meer voor links dan rechts. Het May-Thurner syndroom is hier de onderliggende oorzaak van. 

Behandeling May-Thurner syndroom

De behandeling van een May-Thurner syndroom is alleen noodzakelijk bij subjectieve hinder, zijnde een gevoel van zwelling en stuwing in het been, gepaard gaande met waarneembare zwelling, vooral van het (linker) bovenbeen. 

Meestal gaat het om jonge vrouwen met last in het linkerbeen. Ze hebben pijn en een vermoeidheidsgevoel en vaak ook spataders. Die symptomen kunnen atypisch zijn, niet iedereen met die klachten heeft immers een May-Thurner syndroom. Vandaar dat een nauwkeurige diagnostiek hier erg belangrijk is.

Het meest betrouwbare onderzoek echter is het uitvoeren van een IVUS (IntraVascular UltraSound) of vrij vertaald ‘een echografisch onderzoek binnenin het bloedvat’. 
Bij dit onderzoek wordt er een katheter in de ader gebracht. Deze IVUS-katheter heeft aan de tip een ultratonen transducer. Hiermee worden metingen gedaan van de binnenkant van de ader. Zo kunnen we op verschillende plaatsen de diameter meten alsook de vernauwingsgraad en de lengte van een mogelijke vernauwing. 

IVUS is in feite noodzakelijk om vervolgens een behandeling te plannen. Die is dan in de meeste gevallen van May-Thurner het plaatsen van een stent. Na het plaatsen van een stent zal de terugstroom van het bloed richting het hart weer normaal worden en verminderen dus ook de klachten. Hiermee kunnen we een trombosebeen voorkomen. 

Figuur: IVUS (intravascular ultrasound): een catheter wordt in de bloedbaan gebracht. Deze biedt de mogelijkheid om echografisch onderzoek te doen van de binnenkant van het bloedvat.

Figuur: Beeldvorming op een scherm: exacte metingen van vernauwingsgraad is mogelijk.

May-Thurner syndroom - Infobrochure
Download